Eergisteren volgde het rapport, opgesteld door IHD-Mardin en Mazlum-Der, die woensdag 8 maart een klacht neerlegden bij de openbare aanklager van het district. Daarop stelde deze laatste een onderzoek naar de klacht in; een handeling waartoe de wet hem verplicht. Vrijdag werden de overgebleven dorpelingen -een twintigtal families – ondervraagd.
Persconferentie: vrijdag 24 maart 2006 om 11u30 in het Koerdisch Instituut te Brussel met deelname van de Brusselse parlementsleden Jan BÃ(c)ghin (s.pa-spirit) en CÃ(c)line Delforge (Ecolo) die verslag zullen uitbrengen van hun driedaags bezoek aan de Koerdische regio in Turkije. Aldaar bezochten zij het dorp Mizizah waar het delict plaatsvond en vierden zij op 21 maart het Koerdische nieuwjaarsfeest – Newroz – in Diyarbakir. Wij zullen ook de Nederlandse versie van het IHD-rapport aan de pers voorstellen. Het rapport overweegt beide theses, politieke moord en roofmoord.
Deze laatste these wordt aangehangen door de Turkse autoriteiten terwijl IHD de these van een politieke moord veel ernstiger neemt. Hoewel tot op heden voor beide theses geen waterdichte bewijzen kunnen worden aangevoerd, wijzen de concrete feiten resoluut in de richting van een politieke moord. IHD vraagt zich af: waarom in het geval van een roofmoord niks geroofd werd in een huis waar bovendien niets te roven viel?
Waarom zouden in het geval van een roofmoord Fatim en Ferho zowel voor als na hun dood met messteken zijn bewerkt terwijl het buideltje met geld rond haar hals onaangeroerd bleef? Waarom werden de vingers van Fatim gebroken maar werden haar ringen niet gestolen? Waarom zouden dieven op rooftocht gaan bij een familie die in de streek veel meer gekend staat als een verzetsfamilie dan als een welstellende familie? De enige bezittingen die Ferho en Fatim nalaten behalve hun huis zijn een aantal schapen, geiten en kippen. Het dossier bevat volgens IHD te veel verdachte zaken en toevalligheden "om het verband met politieke ontwikkelingen in de regio te verwaarlozen".
Naast het reeds bekende feit dat Ferho en Fatim Akgül regelmatig werden bedreigd en op het matje werden geroepen betreffende de activiteiten van hun zonen Derwich (voorzitter van het Koerdisch Instituut te Brussel) en Medeni Ferho (schrijver en journalist bij ROJ TV) in het buitenland, staat de ‘regio’ Midyat waartoe Mizizah behoort, bekend als het arendsnest van diverse dorpswachterclans. In de afgelopen jaren werden in het dorp zeven onopgeloste moorden gepleegd en "Als de moordenaars niet worden gevonden," zegt IHD, "zal de these dat het gaat om politieke moorden almaar aan belang winnen. En dat brengt de veiligheid van alle dorpsbewoners in het gedrang".
In hun gesprekken met IHD durfden de dorpelingen nauwelijks te praten en verwezen ze naar het feit dat eerder reeds andere moorden hadden plaatsgevonden in het dorp. Het gerucht doet de ronde dat de laatste twintig families het dorp uit angst wensen te verlaten waardoor Mizizah het zoveelste spookdorp in Koerdistan dreigt te worden. Niets in de regio gebeurt immers zonder het medeweten van de dorpswachters en hun macht ontlenen ze aan het dorpswachtersysteem dat in de jaren tachtig door de Turkse staat in het leven werd geroepen. In ruil voor een loon en wapens praten deze informanten van het leger hun Koerdische buren -burgers en leden van de PKK- letterlijk aan de galg. Sinds de jaren tachtig verlenen zij allerlei hand- en spandiensten aan het Turkse leger en vice versa en vormen een wezenlijk onderdeel van de "deep state" in Turkije. Beweren dat de daders zich eventueel in het milieu van de dorpswachters bevinden – een mogelijkheid die Minister van Buitenlandse Zaken De Gucht openlaat – zonder daarbij te verwijzen naar het leger en/of de staat, staat haaks op de talrijke rapporten van de Turkse en internationale mensenrechtenorganisaties zoals IHD, Amnesty International, Human Rights Watch en de Kurdish Human Rights Project. Alsook de bewering (antwoord van Minister De Gucht op de vraag van Lionel Van den Berghe, Spirit, de Kamer, 9 maart 2006) dat het dorpswachtersysteem gedeeltelijk werd afgeschaft, berust op desinformatie: de uitzonderingstoestand (OHAL) is in de Koerdische provincies afgeschaft maar niet het dorpswachtersysteem.
Daarenboven dreigt zijn pleidooi voor een verbeterde mensenrechtensituatie en tegen het bestaan van doodseskaders in Turkije te stranden op een contradictie (artikel De Morgen van 13 maart 2006). Zich baserend op het rapport van de Belgische ambassade in Ankara beroept de minister zich enerzijds op mensenrechtenorganisaties (zonder naam) en de Europese Commissie om het bestaan van doodseskaders te ontkennen terwijl hij anderzijds het bestaan van doodseskaders en de bestraffing van deze gebruikt om de verbeterde mensenrechtensituatie in Turkije aan te tonen. Het rapport baseert zich daarvoor op de inbeschuldigingstelling van twee onderofficieren die in november 2005 een doodseskader vormden (Semdinli-zaak).
Iedereen kan het echter eens bij het verkeerde eind hebben en het verstrekken van juiste en accurate gegevens over de mensenrechtensituatie in Turkije is niet "het in de kaart spelen van extreme Koerdische bewegingen" (dixit Minister De Gucht, bij monde van staatssecretaris Van Quickenborne, in antwoord op de mondelinge vraag van dhr. Lionel Vandenberghe in de senaat op 9 maart 2006), maar het enige wapen om de waarheid omtrent de moorden op Ferho en Fatim Akgül en de mensenrechtensituatie in Turkije aan het licht te brengen. Doch vrezen wij dat omwille van ‘andere’ belangen -zoals handelsbelangen en bankrelaties- deze gegevens voor dovemansoren zijn bestemd; het feit dat Minister De Gucht maandag nog beweert te wachten op het rapport van IHD en er de volgende avond reeds ‘geen commentaar’ (zie De Morgen ‘Roofmoord op ouders Ferho onwaarschijnlijk’ van 15 maart 2006) meer wenst op te geven, versterkt deze vrees.