Gepubliceerd door Mo* Magazine op 6 oktober 2016
Op 19 september vond op Belgische bodem een gerechtelijke hoorzitting plaats in een zaak tegen Koerdische activisten. Turkije is burgerlijke partij, uitzonderlijk in een politiek zo gevoelig proces. MO* sprak onder meer met Adem Uzun, politiek vredesonderhandelaar en één van de vervolgden.
België vervolgt 36 mensen, waaronder de vertegenwoordigers van twee Koerdische productiehuizen, omwille van banden met de PKK, in de ogen van Turkije en Europa een terreurorganisatie.
Ook meerdere Koerdische politici staan terecht. Remzi Kartal en Zübeyir Aydar bijvoorbeeld zijn voormalige parlementsleden, gelieerd aan de intussen ontbonden Koerdische partij DEP. Deze — de voorloper van de huidige HDP, zeg maar — werd in 1994 door Turkije verboden. In hetzelfde jaar werd het bekende Koerdische DEP-parlementslid, Leyla Zana, gearresteerd en voor tien jaar opgesloten. Kartal en Aydar vluchtten respectievelijk naar België en Zwitserland waar ze het statuut van politiek vluchteling kregen.
Het Hof oordeelde dat Turkije door de ontbinding van de DEP het recht op vrije verkiezingen had gebroken.
Zana kreeg een jaar later — in afwezigheid — de Sakharov-prijs van het Europese Parlement. Een niet onbelangrijke politieke erkenning door een Europees instituut. Later, in 2002, sprak het Europees Hof voor de Mensenrechten (EHMR) zich uit tegen Turkije, ter verdediging van Leyla Zana en de andere parlementsleden van de DEP, onder meer ook Remzi Kartal en Zübeyir Aydar. Het Hof oordeelde dat Turkije door de ontbinding van de DEP het recht op vrije verkiezingen had gebroken.
Anno 2016 liggen de kaarten anders, althans in België. De Koerdische politici die in 2002 nog steun kregen van het EHMR, staan vandaag terecht in wat Koerdische activisten en belangenorganisaties noemen: een loeihard Turks machtsspel over de grenzen heen.
Volgens Derwich Ferho van het Koerdisch Instituut in Brussel is dit een puur politiek proces en laat België zich voor de Turkse kar spannen.
Van politiek vluchteling naar politiek vervolgde
Ik ontmoet Adem Uzun in een statig Brussels herenhuis, nabij de Louisawijk, waar het Koerdisch Nationaal Kongres (KNK) kantoor houdt. Uzun is een van de woordvoerders van het KNK en jarenlang als bemiddelaar betrokken geweest bij vredesgesprekken tussen de PKK en de Turkse staat.
Ook hij is een van de politieke figuren die door het Belgisch federaal parket worden vervolgd. ‘De mensen die vervolgd worden, leven al jaren in Europese landen. Niemand heeft illegale acties uitgevoerd. Dit ruikt naar een politieke beslissing’, zegt Uzun.
De huidige rechtszaak gaat terug naar een uitgesteld — stilgevallen — gerechtelijk dossier dat dateert van maart 2010, vertelt hij. Toen voerde het Belgisch gerecht, simultaan met het Italiaanse en Franse gerecht, een twintigtal razzia’s uit tegenover Koerdische activisten en organisaties. In België resulteerde dat onder meer ook in een politie-inval in de gebouwen van de — in Denderleeuw gevestigde — Koerdische Roj TV.
Tijdens de raids werden een aantal mensen opgepakt, maar drie weken later weer vrijgelaten door de Kamer van Inbeschuldigingstelling. De voorwaarden voor de voorlopige hechtenis waren niet vervuld.
‘Ook ik werd aangehouden’, vertelt Uzun, ‘op verdenking van lidmaatschap van een terroristische organisatie, de PKK. Nog diezelfde nacht mocht ik naar huis.
Anders dan anderen, werd mijn naam (nog) niet aan het dossier van toen gelinkt. Er stond niets, maar werkelijk niets, in mijn persoonlijke dossier.’
Politiek spel tegen een vredesbemiddelaar
In 2010 was Uzun al een aantal jaar betrokken bij de onderhandelingsprocessen in Oslo, Zweden.
‘Ik was de bemiddelaar tussen Koerden en Turken. Een Europese denktank had me gevraagd om de onderhandelingen mee op gang te trekken tussen de PKK en de Turkse staat.’ Uzun stemde toe en trok vervolgens naar Irak om met PKK-leiders te praten over het voorstel, die instemden en hem tegelijk vroegen of hij bemiddelaar zou blijven.
‘Het doel was om een face-to-face ontmoeting voor te bereiden’, vertelt Uzun. ‘Laat het duidelijk zijn: ik ben geen lid van de PKK, mijn taak was puur om te bemiddelen. Daarmee bedoel ik dat ik geen onderhandelaar was, enkel een facilitator, iemand die logistiek intervenieerde.’
Toen men in zijn bagage ook informatie vond over de PKK, informatie nodig voor zijn rol als facilitator in de vredesonderhandelingen, werd Uzun ook vervolgd.
Einde 2008 werd in Oslo het startschot gegeven voor de eerste echte ontmoetingen tussen de PKK en de Turkse staat, ontmoetingen die zich nog een aantal jaar zouden herhalen. Later, in 2011, na een bezoek aan Irak, werd Uzun gearresteerd in de luchthaven van Zaventem, op basis van een Turks aanhoudingsmandaat.
Toen men in zijn bagage ook informatie vond over de PKK, informatie nodig voor zijn rol als facilitator in de vredesonderhandelingen, werd beslist om Uzun ook te vervolgen in het Belgische PKK-dossier als ‘leider van een terroristische organisatie’.
‘Paradoxaal genoeg liepen parallel de vredesgesprekken in Oslo goed, tot spijt wellicht van sommige betrokkenen die tegen waren. De kaarten lagen eerder gunstig: er waren beloften van de beide partijen – Koerden en Turken, vredesmissies trokken naar Turkije, protocols werden voorgesteld, er was een staakt-het-vuren.’
Maar het vredesproces viel uit elkaar nadat de Turkse president Erdogan een voorgesteld protocol van de PKK had geweigerd, gaat Uzun verder. In oktober 2012 werd Uzun in Frankrijk aangehouden, op beschuldiging van wapentransfers. Hij ging in beroep — met als verdediging dat hij het slachtoffer was van een politiek-gerechtelijk complot — en won zijn zaak.
‘En vandaag sta ik opnieuw terecht, in België, omdat ik leider zou zijn van een terroristische organisatie. Het feit dat ik zo gemakkelijk toegang kreeg tot de PKK, acht men voldoende bewijs. Maar ik ben gevrààgd als bemiddelaar, net omwille van mijn diplomatieke profiel en politieke relaties, en het gegeven dat ik daardoor toegang heb tot bepaalde middens.’
Ook in het dossier tegen de eveneens vervolgde Remzi Kartal speelt een gelijkaardige zienswijze een rol. Het feit dat Kartal, op vraag van Duitsland, onderhandeld had met de PKK om ontvoerde Duitse toeristen vrij te krijgen, wordt nu tegen hem gebruikt. De logica van het federaal parket is nu dat je geen toegang kan krijgen tot een bepaald niveau van de PKK zonder er deel van uit te maken. De wereld op zijn kop, zo lijkt.
Waarom België?
Dat Turkije burgerlijke partij is in de zaak, is niet alleen uitzonderlijk maar ook verontrustend. Het betekent immers dat de Turkse staat inzage kan krijgen in een dossier van tienduizenden pagina’s met vertrouwelijke informatie over politieke – Turks-Koerdische – vluchtelingen. Ongezien, zo klinkt het.
Maar evenzeer verontrustend, vinden waarnemers, is hoe België in deze zaak de politieke ideologische lijnen van de Turkse staat tegenover de PKK volledig lijkt te volgen. Het Belgische federaal parket volgt de Turkse stelling dat alle Koerdische organisaties en dus ook betrokken personen gelijkgeschakeld kunnen worden met de PKK. En dat neigt, aldus sommige stemmen, naar een ‘bijna etnische vervolging’.
Speelt de schandaalzaak van de in België ontsnapte en spoorloos verdwenen linkse activiste Fehriye Erdal (DHKP-C) misschien een rol?
Blijft de vraag waarom België zich voor de Turkse kar zou laten spannen.
Er is enerzijds het akkoord van 2013 waarbij de Belgische en Turkse staat tekenden voor een hernieuwde gerechtelijke en politionele samenwerking. Anderzijds heeft Turkije het Brussel altijd kwalijk genomen dat het een aantal Koerdische organisaties huisvest. Zo hebben onder meer het Koerdisch Parlement in ballingschap en het KNK hun hoofdzetels in onze hoofdstad.
De Turkse president Erdogan heeft de Europese lidstaten altijd bekritiseerd, België inclusief, omwille van een te “softe” behandeling van PKK-activisten. De laatste jaren zou Turkije de druk hebben opgevoerd om harder op te treden tegen PKK-sympathisanten, in Nederland, Duitsland, Frankrijk èn in België.
Er wordt ook gesproken van een Wiedergutmachung van de Belgen tegenover Turkije. Speelt de schandaalzaak van de in België ontsnapte en spoorloos verdwenen linkse activiste Fehriye Erdal (DHKP-C) misschien een rol?
Of heeft een en ander te maken met het proces dat straks in januari 2017 in Frankrijk begint over de Parijse moordzaak in januari 2013 op drie vrouwelijke Koerdische activisten? Eén van de vermoorde vrouwen was Fidan Dogan, tevens gelinkt aan het Belgische PKK -dossier en de huidige rechtszaak waarin Turkije burgelijke partij is. De hoofdverdachte Ömer Güney zou een agent zijn van de Turkse MIT of inlichtingendiensten. En dat zou betekenen dat Turkije deze keer in de beklaagdenbank moet zitten.